Op GovTechDay maakten we het probleem alleen maar groter

  • Artikel
  • Digitalisering
  • Politiek
Beeld: Frank-Jan / SETUP

‘Het is tijd om te kiezen: hoe en wanneer gaan we met GovTech aan de slag?’ Met die opdracht werd GovTechDay aangekondigd. SETUP stond ook op het programma, om het te hebben over onze rol als excuus-ethicus.

In een brutalistische kolos van de TU Delft melden Ellen en Siri zich bij de GovTechDay-registratiebalie. Te herkennen aan de GovTechDay-banners. Ze krijgen een GovTechDay-naambordje. Voor ik dit stuk schreef, had ik het woord govtech nog nooit gebruikt. Aan het einde van dit stuk heb je het 27 keer gelezen. Govtech is dus een ding en voor dingen worden dagen georganiseerd.

Nederland heeft de kans om world leader in govtech te worden, lees ik in een rapport dat het Ministerie van BZK liet maken. In dat rapport zit ook een taartdiagram die laat zien hoeveel procent government officials zich zelfverzekerd genoeg voelt om een goede definitie van govtech te geven. Het is 12%.

Een nieuw domein

Govtech is een combinatie van ‘government’ en ‘technology’. In dit nieuwe domein werken techbedrijven – meestal startups – aan innovaties in publieke dienstverlening. Maatschappelijke vraagstukken oplossen met disruptieve technologieën of publieke dienstverlening verbeteren met slimme apps. Het doet me denken aan wat elke gemeente vijf jaar geleden deed met zelfgeorganiseerde proeftuinen, maar dat waren vooral nog de kinderschoenen. Inmiddels is govtech een eigen domein. Volgens sommige experts staan we aan het begin, maar iets als de Govtech Maturity Index duidt govtech in Nederland als aardig volwassen. Persoonlijk hoop ik altijd dat we rond de puber-fase zitten. Maar dat is eigenlijk alleen omdat ik er plezier uit haal om me govtech voor te stellen als rebelse puber die zich afzet tegen z’n ouders en zonder toestemming een tattoo neemt.

Govtech moet niet worden verward met X-Tech. Bij X-Tech stormt de techindustrie van buiten een domein binnen, om daar disruptief de boel op z’n kop te zetten. De ‘X’ is het domein in kwestie: FinTech, MedTech, EduTech. In GovTech moeten ‘gov’ en ‘tech’ gelijkwaardig aan elkaar zijn. Dat betekent vooral dat de tech-kant wat minder dominant mag zijn. Gelijkwaardig betekent overigens niet gelijk; veel definities van govtech benadrukken vaak juist het verschil. Tech als snel en wendbaar. Gov als ‘minder wendbaar’. Het gov-deel kan nog aan kracht winnen. Daarom zijn er bijeenkomsten om te kijken hoe en wanneer.

Volgens het eerdergenoemde rapport zijn er in Nederland zo’n 412 bedrijven die als govtech gelden. Die zijn er vandaag niet allemaal. Maar in de centrale hal van de TU Delft staan er toch behoorlijk wat met een eigen beursstand. Er staan ook veel rolbanners, want digitale diensten zijn moeilijk op tafel te zetten.

Er zitten interessante bedrijven tussen. Bijvoorbeeld een startup die surrogaat-data verkoopt. Het lijken echte persoonsgegevens, maar dat zijn het niet. Zo kunnen andere startups sneller applicaties bouwen en testen zonder alle risico’s en restricties die echte persoonsgegevens met zich meebrengen.

Ook Minder Moeilijk is een charmant tech-product. Deze software probeert de communicatie van overheden simpeler te maken. Daarmee moeten (digitale) brieven van de overheid leesbaarder worden. We zijn er verdeeld over. De meerwaarde voor de burger is duidelijk. Maar wat wint de overheid ermee? Aan de ene kant kan de feedback van deze software ervoor zorgen dat ambtenaren leren hoe ze zelf ook beter kunnen schrijven of regelingen simpeler kunnen maken. Aan de andere kant kun je deze software ook zien als het ‘uitbesteden’ van dat stuk aan technologie. Ellen haalt een herinnering op aan haar tijd als gemeenteraadslid. Elk jaar vond er een ‘taal-battle’ plaats, tussen ambtenaren, raadsleden en burgers. Zij gingen de strijd met elkaar aan in allerlei opdrachten, zoals het lezen van een onbegrijpelijke brief van de gemeente, om daarna in eigen woorden de boodschap te vatten. In de geschiedenis van de competitie heeft team ambtenaren nog nooit gewonnen.

De excuus-ethicus

Om 13:15u staan we zelf op het podium. Onze presentatie heet ‘Verandering voorbij de excuus-ethicus’. De aanvankelijke werktitel was ‘GovTech: de overheid als pinautomaat?’, maar die haalde het niet. We willen overigens ook niet cynisch over govtech zijn; er zijn allerlei toepassingen die de digitale dienstverlening echt ten goede komen. Toch hebben we ook een reden om het podium te beklimmen. “In het slechtste geval zijn we hier vandaag in de rol van excuus-ethicus.”, opent Siri. “Maar we hopen natuurlijk verder te komen tot een goed gesprek over het belang van technologie-kritiek.”

We halen Paaltje als voorbeeld aan, één van onze projecten uit 2018. In die tijd zagen we dat de overheid actiever aan de slag ging met automatische besluitvorming. Bijvoorbeeld om algoritmisch potentiële fraudeurs aan te merken. Die systemen helpen overheden, maar empoweren vrijwel nooit de burger. Met Paaltje draaiden we dat om; we maakten een systeem waarmee burgers met één druk op de knop geautomatiseerd een bezwaarschrift kunnen indienen. Er stond lokale overheden een potentiële vloedgolf van bezwaarschriften te wachten.

Dat project zette het maatschappelijk debat over algoritme-gebruik bij de overheid op scherp. Trouw en VICE schreven erover. Lokale actiegroepen gingen ermee aan de slag. En het stimuleerde een kritische sessie in de Tweede Kamer over algoritme-gebruik. Missie geslaagd. Maar wat zijn we er concreet mee opgeschoten? Wat is er in de praktijk veranderd? Niet zo heel veel. Het Toeslagenschandaal moest nog komen. En een Rotterdams fraude-algoritme richtte ondertussen zoveel schade aan, dat zelfs WIRED erover schreef.

Als organisatie kunnen we dus een maatschappelijke discussie stimuleren over de soms discutabele inzet van technologie. We kunnen beleidsinput creëren. Maar zijn we meer dan de partij die conferenties komt opleuken met het ‘ethische geluid’? Zijn we meer dan “het clowntje met de glitters”, zoals we onszelf op het podium schaamteloos beschreven? Als excuus-ethicus worden we vaak gevraagd om mee te denken over de toepassing van technologie. Maar dat is een hoe-vraag. De of-vraag wordt vaak overgeslagen.

Daarin staan we overigens niet alleen. Big tech heeft ethici ingekapseld. Elk techbedrijf trok in de afgelopen jaren ethici aan om tegemoet te komen aan groeiende kritiek. In de meeste gevallen vertrokken ze ook weer snel, al dan niet gedwongen. Ethiek binnen de techindustrie wordt namelijk vaak gezien als iets dat problemen moet oplossen. Iets dat we vooraf by-design kunnen ontwerpen. Terwijl het eigenlijk iets moet zijn dat vragen oproept. Ook als dat de dienst wezenlijk bevraagt.

De marketing en de ‘user’

Komen die vragen aan bod in govtech? Deels. Als voormalig organisator van startup-weekends weet ik dat het startup-eigen is om nieuwe businessmodellen te zoeken. En met ethiek valt ook gewoon een boterham te verdienen. We zien startups die ‘data-ethiek verkopen’; externe bureaus die een ethische stempel op jouw product kunnen zetten. Een blik consultants om de waren te keuren. Maar daarmee delegeer je ook de verantwoordelijkheid en is het verleidelijk om de minimale inspanning te verrichten die naar zo’n stempel leidt. Ronkende marketingteksten maken het ook niet beter. “Nooit meer een toeslagenaffaire!” lezen we ergens. We knikken. Maar gaat een startup dat oplossen? Of zit het probleem dieper verankerd, in wantrouwen en de drang naar controle en voorspelbaarheid? En in de manier waarop we over ‘technologische fixes’ voor maatschappelijke problemen denken?

Er waren meer slogans. ‘De mens weer centraal’ en ‘mensgerichte oplossingen’. ‘De mens’ heeft niets te klagen in govtech. Het draait niet om de technologie, dat is een middel tot een doel. Want dat hebben gov en tech met elkaar gemeen; de kritiek dat de mens uit beeld verdwijnt zodra we de werkelijkheid in systemen gaan vangen. De mens is geen rationeel wezen, die zich als een slang door een beslisboom laat glijden. De ‘echte’ mens baant zich vijf minuten voor de deadline in paniek door het aangiftesysteem. Stelt het aanvragen van een nieuw paspoort uit totdat de koffers al gepakt zijn. Of doomscrollt door het schuldenoverzicht van DUO. Maar die mens is niet zo eenduidig en voorspelbaar, dus ook moeilijk om centraal te zetten. Daardoor wordt de mens al snel een ‘burger’, een ‘klant’ of ‘de gebruiker’.

Eén van de sessies op GovTechDay werd als volgt beschreven:

“We introduceren de componenten die een uitstekende CX (citizen experience, red.) creëren. Dit gaat van het in kaart brengen van de klantreis tot het ontwikkelen van end-to-end waarneembaarheid om de CX te monitoren, aan te passen en voortdurend te verbeteren.”

De mensgerichtheid spat er nog niet direct af. Of het is vooral mensgerichtheid bekeken vanuit het systeem. In tech worden mensen sowieso al snel ‘users’. Het zijn bezoekers die zich door processen navigeren, met conversie en engagement. Cijfers die te monitoren en te optimaliseren zijn. De grotere techindustrie heeft door polariserende algoritmen en surveillance-kapitalisme ook niet echt een lans gebroken voor de mens op de eerste plaats.

Ellen merkt op dat je veel kunt leren als je slogans omdraait. “Het algoritme centraal” en “Systeemgericht” zouden we heel gek vinden.

Efficiënter en beter

Okee, dit lijkt tot zover geen pleidooi voor govtech. Toch is het tegenovergestelde waar. Ik zie liever 100 startups die ‘transparant’ en met de beste intenties in de lobby staan dan een handjevol grote techbedrijven die hun producten in de achterkamers aan overheden verkopen. Overheden zitten op dit moment muurvast in oude ICT-systemen. Nieuwe input van nieuwe bedrijven kan helpen. Daag overheden maar uit om inkoopprocessen anders te doen, om communicatie laagdrempeliger te maken, of vanuit andere perspectieven naar hun diensten te kijken.

Mijn zorg is alleen dat we het ene systeemdenken – die van complexe regelgeving, processen en protocollen – vervangen door het andere – die van datamodellen, optimalisatie en efficiëntie. Govtech lijkt een andere invulling te geven aan de hoe-vraag. Maar technologische innovatie is nog geen maatschappelijke vooruitgang.

Ook vraag ik me af of de beslissers in gov – inkoopafdelingen, beleidsmakers en ambtenaren van dienst – bestand zijn tegen de marketeers van tech. Niemand wil nog een Toeslagenschandaal. En als mens sta ik ook graag centraal. Maar is die belofte echt waar te maken met een nieuwe digitale dienst? Of moeten we ook wezenlijk andere vragen leren stellen?

Ons verhaal maakt een gesprek los in de zaal. We kijken hoe het publiek elkaars vragen begint te beantwoorden. Iemand richt zich uiteindelijk ook weer tot ons. “Jullie hebben het alleen maar moeilijker voor me gemaakt.” “Dan hebben we ons doel bereikt”, concludeert Ellen. We zien geen technologische quick-fix voor ethische dilemma’s. Geen unboxing party voor een moreel kompas. Het vraagt om een groter en bovenal doorlopend gesprek, om te laten zien dat er alternatieven en perspectieven bestaan. Ook als GovTechDay voorbij is.