Versimpelen, beheersen, of loslaten: er zijn verschillende manieren om met de toenemende complexiteit in de wereld om te gaan. SETUP onderzoekt deze copingmechanismen door middel van artistiek ontwerpend onderzoek. We maakten een streekproduct van kunstmatige intelligentie, een exoskelet voor de dodo en een bullshit-bingo om de AI-hype mee weg te lachen. Daarmee leerden we iets wezenlijks over de manieren waarop we problemen aanpakken in een complexe wereld waar we geen grip op hebben.
Katten per parachute
In de jaren vijftig probeerde de WHO malaria uit te roeien op Borneo. Het plan: grote hoeveelheden gif spuiten zodat de muggen zouden sterven. Eerst leek het te lukken: de muggen gingen dood. Maar toen stortten ineens de rieten daken van de bewoners in. Blijkbaar had het gif ook sluipwespen gedood die riet-etende rupsen aten, waardoor die konden woekeren. En het werd erger: de met gif geïnfecteerde insecten werden opgegeten door gecko’s, die weer werden opgegeten door katten. Katten stierven, ratten floreerden, waardoor er uitbraken kwamen van pest en tyfus. Uiteindelijk zette de WHO 14.000 katten in, deels per parachute, om de ratten te beheersen.
SETUP mag dan graag verhalen verzinnen om mensen anders naar technologie te laten kijken; operation cat drop heeft echt plaatsgevonden. Het verhaal is illustratief voor de manier waarop we problemen aanpakken. We kiezen vaak voor geïsoleerde oplossingen, zonder oog te hebben voor de manier waarop processen samenhangen. Daardoor ontstaan uit oplossingen vaak weer nieuwe problemen die soms nog erger zijn dan het oorspronkelijke probleem, ontdekte systeemwetenschapper Frederick Vester.
Zijn onderzoek laat zien dat mensen de neiging hebben om problemen op te lossen vanuit het perspectief van één enkele discipline, en niet vanuit het hele systeem waarbinnen een probleem zich voordoet. Terwijl de interacties, grenzen, en relaties binnen een systeem ons iets vertellen over de organiserende principes die een probleem veroorzaken. Maar omdat we ons liever blindstaren op grote hoeveelheden kwantitatieve data die op een specifiek moment verzameld zijn, slagen we er vaak niet in om de systemische context van een probleem te begrijpen.
“Liever een comfortabel gekaderde manier om ergens naar te kijken, dan de complexiteit van een probleem in de bek kijken”, zegt Marissa Memelink, werkzaam bij SETUP als artistiek ontwerpend onderzoeker. Samen met kunstenaar Casper de Jong en ingenieur Gerlof de Boer ontwikkelde zij een exoskelet voor de dodo. Het project maakt deel uit van ons onderzoek naar copingmechanismen voor complexiteit.
Biomimicry maar dan omgekeerd
Biomimicry, het ontwerpprincipe waarbij de natuur wordt gebruikt als inspiratiebron voor technologie, kenden we al. Casper en Marissa draaiden dit principe om door technologie een inspiratiebron voor de natuur te laten zijn, in dit geval de dodo. Maar waarom zou je in godsnaam een exoskelet willen ontwikkelen voor een vogel die reeds is uitgestorven? Is het een cynische grap?
“We dachten: wat is nou absoluut geen probleem? Mooi! Dan gaan we daar een technisch snufje voor bedenken. In de westerse wereld zijn we namelijk nogal fan van technologische ‘oplossingen’ voor problemen die niet bestaan”, vertelt Casper.
Aanvankelijk hadden de makers het idee om een fictieve tech-startup op te richten om de dodo terug te brengen middels klonen. Maar zoals dat gaat met fictie; de realiteit blijkt gekker te zijn.
“HET BESTAAT AL!” galmde door het SETUP pand toen Casper en Marissa op de website van Colossal Biosciences waren beland. “Het bleek een Amerikaans miljoenenbedrijf te zijn met de filosofie ‘we can reverse the damage that climate change has done to us’. De dodo wilden ze ook terughalen. Dit is het toonbeeld van tech-solutionisme. Omdat we het te moeilijk vinden om de oorzaken van biodiversiteitsverlies aan te pakken, proberen we de symptomen te bestrijden met een technologische fix”, aldus Marissa.
Volgens Casper en Marissa is tech-solutionisme ons favoriete copingmechanisme voor complexiteit. Des te meer reden voor de makers om deze tech-optimistische koortsdroom nog een stap verder te brengen: “Oké het herintroduceren van de dodo bestaat dus al. Maar als die vogel er eenmaal is, wat garandeert dan dat hij deze keer wel kan overleven?”. Zo ontstond het idee om de dodo 21st century proof te maken met een exoskelet.
Vierhonderd jaar geleden had de dodo het nog goed voor elkaar. Hij leefde op Mauritius zonder natuurlijke vijanden. Zijn bestaan was zo veilig dat hij het vermogen verloor om te vliegen. Dat veranderde eind 16e eeuw toen de VOC voet aan land zette. Een storm dreef de Nederlandse kolonisten aan wal waarna Mauritius een bevoorradingsstation werd voor de verre tocht naar Oost-Indië. Door het ongedierte, de ziektes en de roofdieren die de Nederlanders meenamen op hun schepen, was de dodo nog geen tachtig jaar later uitgestorven. Destijds geloofde men dat de dodo ongeschikt was om te overleven. Het was een makkelijke prooi voor jagers; niet gewend aan gevaar en vooral een ‘’dom beest’’.
Inherent wrede wereld
Maar zo dom was de dodo helemaal niet: “Het narratief over die ‘domme’, ‘lelijke’ vogel is door de mens verzonnen om te verzachten dat wij een groot aandeel hadden in het uitstervingsproces van deze vogel”, verklaart Marissa.
Vanuit die optiek is het terugbrengen van de dodo misschien een copingmechanisme voor schaamte over ons koloniale verleden en een poging om onze schuld in te lossen. Toen de makers hun exoskelet aan het publiek presenteerden, wilden sommigen het verhaal namelijk iets te graag geloven: “Wij bieden met ons exoskelet een sprookje waarmee mensen het probleem van uitstervende soorten buiten zichzelf kunnen plaatsen en kunnen oplossen met een technische ingreep. Dat is een makkelijke coping” vertelt Casper.
Toch hoeven copingmechanismen niet altijd een manier te zijn om problemen uit de weg gaan verklaart Jelle van der Ster, algemeen directeur van SETUP. “Uiteindelijk zijn wij als mensheid geëvolueerd voor een ‘inherent wrede wereld die niet voor ons gemaakt is’. Dat betekent dat we manieren weten te vinden om levenstragedies een plek te geven. Als we onszelf zouden ontdoen van alle copingmechanismen, leven we niet opeens in een eerlijkere of echtere wereld. Wat we wel kunnen doen, is proberen beter om te gaan met die inherent wrede wereld die niet voor ons gemaakt is”.
Casper ziet zo’n betere omgang vooral in het loslaten van de controle: “Ons leven is een aaneenschakeling van copingmechanismen, het zit nu eenmaal in de mens om daarnaar te zoeken. Misschien moeten we leren om comfortabel te zijn met het ongemak van niet meteen iets op willen lossen. Weer eens de controle loslaten en dingen aan het toeval overlaten”.
Obsessie met representatie
Een pleidooi voor meer toeval en oncontroleerbaarheid past goed in de huidige tijdsgeest waarin we juist het tegenoverstelde proberen te doen. Met onze dataverzamelwoede en AI-verafgoding hopen we maximaal grip te krijgen op de wereld om ons heen. Hoe vollediger we de wereld kunnen representeren in data, hoe beter we deze met AI kunnen sturen, is de heersende gedachtegang. Maar de vraag is waar die obsessie met representatie ons brengt.
Wie zich onderdompelt in de wereld van de generatieve AI komt er al snel achter dat de wereld die AI aan ons toont allesbehalve representatief is. “De beelden die AI genereert stralen vooral veel sameness uit” vertelt Ellen Bijsterbosch, artistiek ontwerpend onderzoeker bij SETUP. “Veel AI-beelden hebben daardoor geen betekenis voor mij, ze zijn vaak heel gladjes en komen niet uit een wereld die ik ken”.
Ellen deed samen collega’s onderzoek naar generatieve AI en kwam er al snel achter dat de AI-wereld geobsedeerd is door culturele representatie: “Heel dominant binnen de generatieve AI is het verlangen om een AI te maken die universeel en alomvattend is. Maar de meeste data waarmee we generatieve AI trainen komt uit de VS. De reflex is dan al snel: oh ja, laten we heel Afrika ook nog even op de foto zetten om aan de AI te voeren, dan is het representatieprobleem ook weer opgelost”.
Dat het oplossen van het culturele representatieprobleem niet zo eenvoudig is werd pijnlijk duidelijk toen Google haar generatieve AI programma Gemini terug moest fluiten. In een poging om stereotiepe afbeeldingen te vermijden, bleek het AI-programma naar de andere kant te zijn doorgeslagen. Het genereerde beelden van nazi’s met een donkere huidskleur en vikings met Afrikaanse en Aziatische roots. Dat gebeurt er dus wanneer we culturele bias proberen op te lossen met een technologische fix.
Naast culturele representatie zijn we geobsedeerd door het idee dat AI zo natuurgetrouw mogelijk moet zijn. Het is inmiddels een nationale sport geworden om AI-afbeeldingen te bespotten wanneer het systeem de plank misslaat. Bijvoorbeeld als het zes in plaats van vijf vingers genereert. Ellen vindt die obsessie misplaatst: “Terwijl we overspoeld worden met de meest creepy AI-beelden en video’s van popperige oma’s op steeds maar weer diezelfde geijkte verjaardag, zeuren wij over het kaarsenvlammetje op de verjaardagstaart dat zich niet aan de wetten van de natuurkunde houdt. We zijn zo geobsedeerd door aanwijzen waar technologie een sukkel is, dat we niet doorhebben dat we de hele tijd naar eenzijdige, gladde beelden zitten te kijken”.
Voor SETUP waren al die gladde AI-beelden aanleiding om uit te zoeken hoe het anders kan. Hoe kunnen we opnieuw betekenis creëren in een AI-gemedieerde wereld die steeds generieker aanvoelt?
Om deze vraag te beantwoorden lieten we ons inspireren door streekproducten. Als tegenwicht voor de almaar groeiende AI-modellen bouwden we een AI-beeldgenerator met hyperlokale data. Samen met Bas Maat trainden we een AI-model met 26.104 foto’s gemaakt tussen 2002-2007 in Discotheek De Stunt in Epe. Het leverde een nostalgische mix op van geblondeerde stekeltjes, azuurblauwe spaghettibandjes en Passoa-jus.
Ellen: “Een AI die het hele universum representeert zegt uiteindelijk helemaal niks. Mensen hebben behoefte aan iets waar ze zich aan kunnen relateren, iets dat waarachtig aanvoelt en waar ze betekenis aan kunnen ontlenen. Daarom zijn onze beelden nu juist expliciet – niet – representatief. Er zitten alleen jongeren in die tussen 2002-2007 in discotheek de Stunt zijn geweest”.
AI als coping voor complexiteit
In de AI-wereld heerst de tendens dat de technologie nooit is uitontwikkeld en de modellen almaar groter moeten. Het voordeel van een klein AI-model is dat je precies weet wat erin zit en dat het leerproces begrensd is. “Bij de monstermodellen van Big Tech heb je geen idee hoe het eindproduct tot stand is gekomen. Wij hadden grip op het hele proces. Onze trainingsinput bestaat uit foto’s die allemaal gemaakt zijn door de huisfotograaf (een pre-smartphone fenomeen) van discotheek de Stunt. Ik vond het heerlijk toen Bas op een gegeven moment zei ‘ik kan doorgaan met trainen maar daar wordt het model niet beter van’. Dit specifieke model was op gegeven moment gewoon uitontwikkeld. Dat vond ik wel lekker”.
Toen we onze streek-AI aan het publiek presenteerden ontstond bij sommige mensen verwarring vanwege de vervormde gezichten die onze AI-beeldgenerator maakte. Was dit wel onze bedoeling? Hadden we niet meer foto’s moeten gebruiken? Was ons model niet te klein?
De reacties laten vooral zien dat AI inmiddels zelf een copingmechanisme is geworden om met complexiteit om te gaan. Onze wereld is grillig, onoverzichtelijk, misvormd en ongelijk. En omdat we daar niet mee kunnen dealen, hopen we dat AI de wereld weer overzichtelijk, eerlijk en heel kan maken, en dat we dat kunnen bereiken door iedereen in Afrika ook nog even op de foto te zetten.
Om ons hoofd niet op hol te laten brengen door al die torenhoge verwachtingen van AI, ontwikkelde SETUP haar eigen copingstrategie voor de AI-hype. Naast ons eigen AI-streekproduct, ontwikkelden we de AI-bullshitbingo waarmee we door het hele land trokken om de AI-zin van de AI-onzin te onderscheiden. “In de kakofonie van AI-pauzebrieven, opiniestukken, angst en verklaringsdrang is een stap opzij doen en lachen om de hele situatie soms het beste wat je kunt doen” aldus Jelle van der Ster.
Copingmechanismen in 2024
Copingmechanismen gaan vaak over een verlangen om grip te krijgen. Dat roept de vraag op welke omgangsvormen met complexiteit, naast controle en grip, er nog meer zijn.
Op welke verschillende manieren proberen we ons veilig te voelen in inherent wrede wereld die niet voor ons gemaakt is? Welke copingmechanismen zijn er nog meer en hoe komen die tot uiting in onszelf, in de samenleving en de manier waarop we technologie ontwerpen? Om dit te onderzoeken gaan we het komende jaar aan de slag met twee artistiek ontwerpende onderzoeken:
Oldtimer Tech
De push om de nieuwste technologie en de laatste software te gebruiken is groot. En dat terwijl na 34 jaar spelen er nog steeds nieuwe lagen in het spel Tetris worden ontdekt. Houdt technologische innovatie daadwerkelijke vooruitgang niet soms juist tegen? Dit jaar verkennen we dat via oude medische apparaten en een ode aan Excel 97.
Core Nature
Onze ICT-systemen complex? De natuur, die is pas complex. Kan het simpeler? Laten we eens stellen dat biodiversiteit overschat is. Wat moet je met een veelheid aan vogels zoals de Pimpelmees, de Koolmees, het Roodborstje, de Mus, de Kievit… Is de Merel niet gewoon voldoende? Geïnspireerd door David Graebers’ ‘bullshit jobs’ wenden we ons tot de natuur. Wat zijn de ‘bullshit-beesten’ die we makkelijk kunnen missen? Hoe zit het met de intrinsieke en instrumentele waarde van biodiversiteit? Kortom: voor wie is plaats in deze moderne ark van Noach? Door met een technocratische bril naar de natuur te kijken, bevragen we deze bril.